We voetballen weer. De velden zijn weer geprepareerd, de lijnen zijn weer gekrijt. Het gras is weer gemaaid. Op een ander continent (Afrika) doet men dat zo.
Voetbal is universeel.
U bent in uw vakantie vast ook voetbal tegengekomen. Mij is ook nog al eens overkomen, dat ik op reizen, ergens op de wereld, voetbal tegenkwam. En als je dan nog wat van dat spelletje af weet, helpt dat soms. Leest u maar.
“Excuse me sir, we are Scottish,”antwoordde de in een donkerblauw trainingspak gestoken pupil beleefd. Nu begreep ik wat de in elkaar gestrengelde sierlijke hoofdletters betekenden. FCGR zijn de ‘Blues’, natuurlijk. Ze vlogen naar een paastoernooi in Lissabon. Op Amsterdam Airport hadden we ook al opgewonden, ADHD-achtige aandoende, Ajax jeugd rond zien struinen.
Wij vliegen naar Lissabon voor een fietstocht in de Aljentego, een regio tegen de Spaanse grens. Het voorjaar is hier al verder dan in ons land en de brem bloeit al uitbundig. Ooievaars zijn druk bezig te nestelen of broeden al. Ergens in een eetcafé onderweg zijn we al door een cafébaas herkend als toerist. Als we naar de menukaart vragen wordt een veel te groot – voor zo’n bescheiden eetgelegenheid- flatscreen gelijk met veel bombarie op een sportkanaal gezet. Wel pijnlijk voor ons, want het nieuws dat PSV net Europees verlies geleden heeft, tettert door de zaak.
Op die fietstocht vinden we wat later in het stadje Estemoz onderdak in zo’n ongezellig ketenhotel net buiten het mooie plaatsje. We besluiten dan ook in ’t stadje te gaan eten. Via het hotel bestellen we een taxi en even later zitten we aan de gezellige Rossio ( dorpsplein) te dineren. In het restaurant staan de deuren wijd open en de televisie aan. Er is voetbal op tv. Benfica speelt tegen Sporting Lissabon. Benfica is hier dé club merk ik uit de kreten en het commentaar op de beelden.
Na heerlijk gegeten te hebben en nog wat nagetafeld te hebben, lopen we naar de taxistandplaats. Geen taxi meer te bekennen. Als ik de ober van het restaurant, waar we gegeten hebben, vraag of hij een taxi kan bestellen excuseert hij zich. Even later komt hij terug met een korte, gezette man. Rammelend met autosleutels, vraagt die of wij naar hotel Imperior willen. Ik bevestig dit.
“Do you like football?” is zijn tweede vraag in accentvol Engels. “Natuurlijk.” We kunnen in zijn auto stappen, terwijl hij de autoradio wat harder zet. Benfica is goed hè en of ik Simão ken, vraagt hij enthousiast. Die ken ik. Benfica staat voor merk ik. Het ritje is gratis. “Service van de zaak.” De euro’s, die ik op het dashboard leg, steekt hij in het borstzakje van mijn shirt. “Het is oké zo,” zegt hij op een toon die geen tegenspraak duldt. “You like football and Simão.”
De andere ochtend reken ik af in de receptie van het hotel. We hebben wat uit de minibar gebruikt. “Oh..sir…another paper,” zegt het standaard gerokte receptie meisje. Verwonderd lees ik op deze nota dat we vijftig eurocent voor het bellen van een taxi verschuldigd zijn. Als ik nu eens over Simão begin, denk ik een seconde. Nee, deze onderkoelde medewerkster zal wel niks met voetbal hebben. Paris Hilton zal haar meer interesseren wellicht. Als ik lachend de nota aan haar laat zien, krijg ik het cliché antwoord: “company policy.” Ik had het kunnen weten, maar wat een contrast met die enthousiaste Simão fan.
Voetballende jochies in een dorpje waar uw columnist doorfietste.
Overigens op de terugvlucht zaten we de Glasgow Rangers pupillen ook weer in het vliegtuig. Witjes en stil nu. Verdiept in hun game boys. De leiding hing met stoppels en wallen als dijken onder de ogen half wakend in hun vliegtuigstoel. Wij met 450 fietskilometers in de benen en een mooie ervaring rijker.
Jan de Jonge, aug. 2011.