Vanaf 1 maart 2006 gaan de nieuwe regels voor veiligheid van kinderen in de auto gelden.
Basisregel is dat alle kinderen kleiner dan 1,35 meter zowel voorin als achterin een goedgekeurd zitje of een goedgekeurde zittingverhoger moeten gebruiken.
Omdat het bij uitwedstrijden regelmatig voor zal komen dat er meerdere kinderen meerijden, heeft de overheid daar onder het hoofdstuk “Bijzondere gevallen en uitzonderingen” iets van gevonden. Er wordt daarbij, vreemd genoeg, wel onderscheidt gemaakt tussen “eigen kinderen“ en andere meerijdende kinderen, maar het vervoer op zich blijft mogelijk zonder dat extra zitjes aangeschaft moeten worden.
De regel luidt:
Vervoer van “andere kinderen“
Van ouders en pleegouders mag worden verwacht dat ze voor hun eigen kind een autostoeltje of zittingverhoger in de auto hebben. Maar er rijden misschien ook wel eens andere kinderen mee, bijvoorbeeld spelertjes van een jeugdteam naar een uitwedstrijd. Voor deze kinderen kan niet altijd een autostoeltje of zittingverhoger aanwezig zijn. Bij dit soort incidenteel vervoer over beperkte afstand (dus niet op een vakantiereis) mogen op de achterzitplaatsen kinderen vanaf 3 jaar (maar niet de eigen kinderen) volstaan met gebruik van de gordel.
Te weinig gordels
Als er meer passagiers zijn dan gordels, dan mogen kinderen groter dan 1,35 en volwassenen los op de achterbank zitten, zolang de aanwezige gordels maar door andere passagiers gebruikt worden. Dit geldt tot 1 mei 2008, vanaf die datum mag in auto’s die op alle zitplaatsen gordels hebben, niemand meer zonder gordel worden vervoerd.
U ziet, we kunnen nog gewoon naar de uitwedstrijden. Overbodig waarschijnlijk om er bij te zeggen dat u altijd zelf verantwoordelijk blijft.