Bron: https://rinus.knvb.nl/
Vaak hebben spelers al vanaf jonge leeftijd hun ‘eigen’ positie. De een is altijd verdediger, de ander staat iedere wedstrijd opgesteld als spits. Meestal verandert deze positie in de jaren erna niet meer. Toch is het, zeker voor jongere spelers, heel leerzaam om op verschillende posities te spelen.
Laat spelers – óók de keeper – tijdens trainingen daarom doordraaien van posities. Bij pupillenspelers is het zelfs aan te raden om ook tijdens wedstrijden te rouleren. Door te wisselen van positie, leren spelers namelijk wat het inhoudt om op een andere plek op het veld te staan en met nieuwe situaties om te gaan. Ze hebben bijvoorbeeld opeens meer tegenstanders om zich heen, de goal is veel dichterbij waardoor ze in scoringspositie komen of ze moeten meer rekening houden met de zijlijn. Door al die verschillende ervaringen ontwikkelen spelers zich tot betere voetballers, hebben zij meer plezier én creëer je binnen een team meer begrip. Iedereen weet tenslotte van elkaar wat er op zijn of haar positie gevraagd wordt.