Bron: www.knvb.nl
Relatief veel spelers tussen 12 en 18 jaar stoppen met voetballen. Bij de meeste clubs is de jeugdafdeling dan ook een piramidevorm: veel kinderen bij de onder 8, al wat minder bij de onder 12 en daarna loopt het aantal leden terug tot slechts een of enkele teams in de onder 19. Maar er zijn uitzonderingen. Bij UDI ’19 en RKVV Dommelen houden ze hun oudere jeugdleden behoorlijk goed vast. Hoe doen ze dat? “Aandacht is hierin denk ik het belangrijkste woord’’, zegt Maarten de Backer, Hoofd Opleiding bij Dommelen.
Zijn club in de Brabantse gemeente Valkenswaard heeft ongeveer 800 leden, waarvan een groot deel speelt in een van de 23 jeugdteams. Opvallend: de club heeft net zoveel JO8 teams als JO19 teams (drie stuks). En er zijn ook nog vier O23 elftallen en een ander jeugdig zaterdagseniorenteam. Volgend seizoen worden dat er waarschijnlijk zes.
Het contrast met UDI ’19 uit het 50 kilometer noordelijker gelegen Uden is groot. Ook UDI’19 is een dorpsclub, maar met bijna 1900 leden wel een grote. “Toch zijn we een echte familieclub. Veel families zijn al meer dan 40 jaar lid. Dat merk je. Onze kantine wordt ook wel de huiskamer van Uden genoemd’’, zegt Levin Flissinger, Hoofd Jeugdopleiding bovenbouw bij UDI ’19. Ook bij zijn club is de afname van het aantal teams niet groot. Dit seizoen heeft UDI ’19 zes JO 8 teams, en 5 JO19/MO20 teams.
We organiseren veel activiteiten, zoals carnaval, pubquiz en een kerstzaalvoetbaltoernooi voor alle leden en vrijwilligers
Andere interesses
Natuurlijk merken ook de beide Brabantse clubs dat het niet makkelijk is om jongeren tussen 12 en 18 vast te houden. Flissinger: “Zeker als ze 16, 17 worden, krijgen ze andere interesses. Een bijbaantje, vriendinnetje. Er zijn er ook die een jaartje gaan fitnessen. Maar de meesten komen terug, omdat ze het teamgevoel toch missen. Over het algemeen houden jongeren hier lang plezier in de sport. We zien dat jeugdleden vaak de hele zaterdag op de club zijn. Ook de jongeren. Eerst voetballen ze zelf, daarna spelen ze op het pannaveldje of kijken ze met zijn allen naar de Onder 19. Er is hier altijd wat te doen. We organiseren veel activiteiten, zoals carnaval, pubquiz en een kerstzaalvoetbaltoernooi voor alle leden en vrijwilligers.”
Bij Dommelen organiseren ze elk jaar een grote seizoensafsluiting voor de onder 15. “Dan regelen we een stormbaan of zoiets. Hartstikke leuk. Voor de onder 17 en onder 19 is dat wat lastiger. Toch is er zeker veel mogelijk. Vaak hebben ze zelf heel leuke ideeën. De JO19-1 heeft dit seizoen zelf een pubquiz georganiseerd. En het inschrijfgeld hebben ze gebruikt om samen een weekend weg te gaan’’, zegt De Backer. Dat soort ideeën ontstaan tijdens gesprekken met de jongens en meiden. “Luisteren naar je leden is heel belangrijk. Al je leden, maar naar jongeren helemaal’’, zegt Flissinger.
Bij Dommelen hebben ze dat contact met de leden in beleid vastgelegd. Er lopen tijdens trainingsmiddagen en – avonden altijd trainersbegeleiders over de velden. Die praten met alle trainers en kijken hoe het gaat. “Ze ondersteunen de trainers en hebben zo snel in de gaten als een kind het minder naar zijn zin heeft. Dan gaan we in gesprek: hoe voel je je, wat is er, kunnen we je helpen het leuker te maken?’’, zegt De Backer.
Vragenlijst en persoonlijke gesprekken
In maart/april krijgen alle spelers van de onder 8 tot en met onder 15 een vragenlijst mee. Daarin staan vragen als: wat vind je leuk dit jaar, wat vind je minder leuk, met wie wil je volgend jaar in een team, wat zijn je doelen, zou je naast voetbal iets anders willen doen op de club? De Backer: “Zo leren we de kinderen kennen en geven we ze ook inspraak. Met alle spelers van de onder 17 en onder 19 voeren we persoonlijke gesprekken. Daarin vragen we ook of ze blijven voetballen of eventueel twijfelen. En zo ja, waarom. Soms komt dat omdat ze elders gaan studeren. Ze kunnen dan niet meer twee keer komen trainen en zijn bang dat ze in het weekend op de bank moeten zitten. In zo’n geval proberen we daar met de trainer een oplossing voor te verzinnen. Door met ze in gesprek te gaan, kom je tijdig achter hun overwegingen en kun je daar misschien op inspelen. Met spelers die toch stoppen, voeren we exitgesprekken. We willen weten waarom ze stoppen. Daar kunnen we van leren.’’
Bij UDI ’19 heeft elke jeugdcategorie een groepsleider. Die voert in de winter al gesprekken met de trainers. “We vragen naar de ambities van de trainer en we krijgen ook een goed beeld van hoe het met de spelers gaat en wat ze volgend seizoen zouden willen’’, zegt Flissinger.
Liever met vrienden dan in de selectie
De belangrijkste reden dat jongeren stoppen met voetballen is dat ze hun team niet leuk vinden, blijkt uit onderzoek van de KNVB onder gestopte voetballers. De teamsamenstelling is dan ook elk jaar een uitdaging. En daarbij kijken Dommelen en UDI ’19 niet alleen naar niveau. Flissinger: “Spelers gaan zich op een gegeven moment afvragen of ze nog wel op het hoogste niveau willen spelen. Soms willen ze liever in het tweede of derde team met hun vrienden spelen.” “Uiteindelijk wil je dat je leden vooral plezier hebben. Dan blijven ze het langst voetballen. Daarom vragen wij bij Dommelen ook in de jaarlijkse vragenlijst met wie ze graag in een team willen. Is dat op een lager niveau met vrienden in plaats van in de selectie? Dan doen we dat’’, voegt De Backer toe.
Je komt alleen achter de wensen van jongeren als je met elkaar in gesprek bent. Dan ontstaan de mooiste ideeën.
Die inventarisatie maken de clubs al vroeg in het voorjaar. De conceptindelingen voor het volgende seizoen worden al vroeg met de trainers besproken en bij tegen het einde van het seizoen trainen ze bij Dommelen alvast één keer in de week in de nieuwe teamsamenstelling.
Beide clubs hebben ook ontwikkeling hoog in het vaandel staan. Niet alleen voor selectiespelers, want ook jongeren in lagere teams willen graag blijven leren. “Ook de onder 15-3 wil beter worden en wedstrijden winnen’’, zegt Flissinger. Daarom doen de clubs veel aan het opleiden van trainers. De Backer: “We proberen bij de oudere jeugd bij elk team onafhankelijke trainers te zetten, die niet gelieerd zijn aan een kind. En we proberen rekening te houden met welke trainer we voor welke doelgroep te zetten. As de klik er niet is, gaan we snel het gesprek aan. We zijn de hele zaterdag op de club. Dan heb je snel door als het niet loopt bij een team.”
De clubs leiden ook jeugdspelers op tot trainers. Bij UDI ’19 helpen spelers van de O15- en O17-selectie ouders bij de circuittraining voor de mini’s. Flissinger: “Ze leren van elkaar. De voetballers leren ouders – ook steeds meer moeders – voetbaloefeningen. En de voetballers krijgen van de ouders pedagogische handvatten mee. Spelers die het leuk vinden, vragen we om een trainerscursus te doen. Zo werven we elk jaar een aantal nieuwe jeugdtrainers.’’ Dommelen werkt op bijna dezelfde manier. Het mes snijdt aan twee kanten: niet alleen levert het de clubs nieuwe trainers op, het trainer zijn vinden sommige jongeren zo leuk dat dat een extra reden is om bij de club te blijven.
Aandacht voor iedereen
Aandacht voor iedereen is belangrijk, zeggen beide heren. Heel bewust traint bij Dommelen elk team traint één keer per week op het enige kunstgrasveld en één keer per week op gras. De Backer: “Zo kan ook bij slecht weer elk team tenminste één keer per week trainen. We kiezen dus niet automatisch voor de hogere teams.’’ Ook niet als er wedstrijden moeten worden afgelast. Dan kijkt de wedstrijdsecretaris welk team tot dan toe de minste wedstrijden heeft gespeeld. “Dat team mag dan als eerste uitwijken naar het kunstgrasveld. Of het de JO15-4 is of de JO17-1 maakt niet uit.”
Tot slot liggen er kansen in flexibele vormen van lidmaatschap. Zo heeft Dommelen een lidmaatschap waarbij getraind kan worden en een speler maximaal acht wedstrijden kan spelen. Dat kost 100 euro. Het zijn met name senioren die er gebruik van maken. “Jonge vaders die niet elke week willen spelen, maar zo af en toe best een team met te weinig spelers willen helpen. Iedereen blij’’, zegt De Backer.
Als sportclubs zullen we onze leden meer op maat moeten gaan bedienen. Dat betekent dat je moet pionieren.
Door in gesprek te gaan met leden, kom je achter hun wensen. De beide clubs proberen daar zoveel mogelijk in tegemoet te komen. De Backer: “Als sportclubs zullen we onze leden meer op maat moeten gaan bedienen. Dat betekent dat je moet pionieren. Sommige dingen werken wel, andere niet. Daar kom je alleen maar achter als je met elkaar in gesprek bent. Dan ontstaan de mooiste ideeën.”