Sport blijft open, maar zonder publiek en met gesloten kantines

Bron: www.nocnsf.nl

Het kabinet heeft maandagavond de maatregelen ter bestrijding van het coronavirus aangescherpt. Voor de sport houden deze maatregelen in dat vanaf 29 september 18.00 uur voor een periode van drie weken geen publiek meer welkom is bij sportwedstrijden van zowel profs als amateurs. De sportkantines gaan in deze periode dicht. Voor de sportbeoefening zelf blijven de regels die sinds 1 juli gelden van kracht: binnen- en buitensporten kunnen actief kunnen worden beoefend, inclusief het organiseren van competities.

De samenleving wordt hard getroffen door de nieuwe coronamaatregelen. Het kabinet heeft aangegeven dat deze nodig zijn is om de exponentiële groei van het coronavirus in te dammen. De maatregelen zijn erop gericht om over drie weken de verspreiding beduidend kleiner te laten zijn. Dat is belangrijk voor de volksgezondheid, maar zeker ook voor het sociaal-economische leven in Nederland, waar de sport zo’n belangrijk onderdeel van is.

Goed dat de sport open blijft, maar voor verenigingen breken moeilijke tijden aan.

Gerard Dielessen, algemeen directeur NOC*NSF
Gezondheid sportsector bewaken

Het is van groot belang de ‘gezondheid’ van de sportsector daarbij goed in de gaten te houden. Met het wegvallen van inkomsten uit publiek en kantines zullen sportverenigingen veelal niet in staat zijn zonder verlies te werken.

Gerard Dielessen, algemeen directeur van NOC*NSF: “Het is goed voor Nederland dat de sport open blijft, zowel binnen als buiten. Het kabinet heeft begrijpelijke maatregelen genomen die onze vrijheid nu inperken om ervoor te zorgen dat we deze vrijheid later dit jaar niet nog verder kwijtraken. Voor verenigingen breken echter moeilijke tijden aan.”

“Een aantal inkomsten van een sportvereniging valt nu geheel weg vanwege het verbod op publiek, het ontbreken van evenementen en het sluiten van de kantines. Deze situatie kan zonder afdoende compensatie zo niet lang duren. We treden daarom direct in overleg met de overheid om na te gaan in welke mate het derde steunpakket afdoende is en welke steun mogelijk extra nodig is.”