Bron: www.kelderklasse.nl
Wie is toch die dorpsgek met de vlag in zijn hand?
Ieder Kelderklasse-team heeft er wel één, een eigen grensrechter. Een mannetje die iedere wedstrijd trouw langs de lijn, om met de beste bedoelingen de wedstrijd in slechte banen te leiden.
Grensrechters zijn altijd een beetje vreemde snuiters. Daar kunnen ze niks aan doen, daar zijn ze vlagger voor. Maar wie is toch eigenlijk die dorpsgek met de vlag in zijn hand?
Hij kent de voetbalregels niet of doet alsof hij ze niet kent om jullie te helpen
Eigenlijk doet Harry maar wat. Op zijn zwartleren Quickjes hobbelt hij langs de lijn, de vlag in zijn knuistje, sjekkie op de lip. Zo nu en dan gooit hij zelfverzekerd dat knalgele vaandel in de lucht. Volgens Harry was dat duidelijk buitenspel, maar iedere gek kon zien dat die aanvaller van eigen helft kwam. De scheidsrechter ook. Die negeert zijn signaal. Kan Harry niet schelen. Hij doet gewoon zijn ding en het laat hem werkelijk koud wat iemand daarvan vindt. Dat maakt Harry onsterfelijk. ‘Hé blinde klootzak! Ga jij eens ff heel gauw fatsoenlijk vlaggen!’ schreeuwt de opgepompte kleurplaat van de tegenpartij naar hem. Harry kijkt hem aan en haalt zijn schouders op. Wat wil hij doen? Hem na de wedstrijd opzoeken? Dan is Harry toch al lang weg.
Hij is na afloop van de wedstrijd altijd spoorloos verdwenen
Zo staat hij nog een sigaretje te paffen met de vlag onder zijn oksel en zo is hij weg. Je zou toch zweren dat je hem net nog zag lopen met een leeg flesje bier in zijn hand. Het enige flesje bier dat hij na afloop drinkt, want wat hij rookt compenseert hij met drank. In ieder geval is hij pleiten. Harry lijkt alleen te bestaan voor het vlaggen; voor die negentig minuten zaadvoetbal die jullie ieder weekend weer afleveren. Je komt uit een dorp met 142 inwoners, waarvan de helft lid is van de plaatselijke vereniging, maar gek genoeg kom je Harry nooit buiten het veld tegen.
Hij zegt bijzonder weinig, maar als hij wat zegt, kan het altijd op een tegeltje
Terwijl jullie, onder het genot van bloedhete thee uit plastic bekertjes, luisteren naar de verstandige conclusies van de trainer, zit Harry op een kratje bidons een sjekkie te pielen. Hij is muisstil en volledig gefocust op de vloei in zijn vergeelde vingers en de dodelijke bruine dot shag die hij daarin aan het verspreiden is. Hij hoest een keer diep en stopt zijn pakje terug in de borstzak van zijn oerlijke hawaii-blouse. Wanneer de trainer klaar is met zijn speech, staat hij op, klopt de shagresten van zijn broek en zegt hij met eentonige, doch doorrookte stem: ‘Als je balbezit houdt, kan de tegenpartij nooit scoren.’ Met die wijze les laat hij jullie stil achter. Harry loopt alvast naar buiten, zijn netgedraaide peuk roken.
Hij rookt drie sloffen zware Van Nelle tijdens één wedstrijd
Je hebt roken en je hebt roken, maar Harry rookt rookt. Iedere keer als hij de kleedkamer binnenkomt om de bidons te vullen heb je het gevoel dat je in een asbak beland bent. De achterzakken van zijn vaal geworden, veel te ruim vallende spijkerbroek staan bol van de pakjes zware shag en achter beide oren zitten voorgedraaide peuken. Is Harry niet aan het vlaggen, dan is hij sjekkies aan het pielen, en is hij niet aan het pielen dan is er iets goed mis. ‘Heeft iemand mijn drum-vloei gezien?’ vraagt hij met doorrookte stem. ‘Ik had vanochtend nog drie boekjes.’
Je kent Harry al heel lang. Of nouja, kennen: je weet dat hij Harry heet en ergens tussen de vijftig en zestig is. Dat is het wel. Waar hij vandaan komt, of hij getrouwd is, wat voor werk hij precies doet, je hebt werkelijk geen flauw idee. Iedereen denkt dat het de oom van een teamgenoot is, maar niemand neemt de moeite om het te vragen. Voor hetzelfde geld is hij een ontsnapte zedendelinquent op zoek naar een nieuw leven, of een russische spion ingehuurd door de KGB. Heb je hem ooit niet, op weg van de kroeg naar huis, een rol tapijt in de rivier zien gooien? Of was dat een droom? Eigenlijk maakt het geen hol uit, als hij aanstaande zaterdag maar gewoon weer partijdig staat te vlaggen.