Bron: www.dekelderklasse.nl
Derby Star 5 in de wieg, boeken voorlezen over EK ’88: zò word je een echte voetbalvader
Zes maanden is ze nu. Over zo’n twee jaar zal ze met andere kinderen kunnen spelen, heb ik ergens gelezen. Ze zal eerst moeten leren lopen. Dan op zwemmen moeten. Maar daarna, nog zo’n twee jaar later, zal ergens dat moment komen: het moment dat ze een sport uit zal mogen gaan kiezen. Als ze dat wil. Daar is dan die eerste echte Grote Keuze uit haar leven. Uit óns leven. Ik tel de dagen af.
Ondertussen zal ik haar klaarstomen. Voor het echte werk. Voor die eerste zaterdagmorgen dat ze haar voetbaltas gevuld met voetbalschoentjes, een haarbandje, shampoofles en handdoekje zal pakken en met haar vader op de fiets naar de voetbal zal vertrekken. Ik zal haar de weg wijzen. Haar afsnijdroutes leren door bosjes en hekken. Ik zal haar leren wat ritueeltjes zijn. Leren dat het kan helpen om als laatste de kleedkamer te verlaten. Of eerst de rechter schoen aan te trekken. En dan de linker. Ik zal haar voorbereiden op haar eerste doelpunt, haar eerste sliding en haar eerste gemiste kans. Op haar eerste winstpartij en dikke klop. Ik tel de dagen af naar de dag dat ik haar succes zal wensen met een ‘Jullie gaan ze pakken!’ erachteraan. Voor de dag dat ik zal toekijken aan een zijlijn tussen andere ouders en zal schreeuwen en juichen. De dag dat ik met teksten zal strooien als ‘Zij niet!’, ‘In je rug!’, ‘Tandje erop!’ en ‘Het kan nog!’
Tot die tijd zal ik haar iedere dag een Derby Star Official 5 laten voelen en vasthouden. Haar boeken voorlezen over het EK in ’88, over Johan Cruijff en Jan van Beveren. Maar ook over Kieft, Van der Meijde en Gijp. Ik zal haar het gras laten ruiken als we een veld passeren en met haar naar wedstrijden van grote dames gaan. En dan, als ze een beetje kan lopen, zal ik haar af en toe voorzichtig – niet te hard, haar enkeltjes moeten nog langer mee – een bal in de voetjes spelen. Haar voetjes laten wennen aan het leer en haar leren dat voetbalschoenen zwart moeten zijn.
Maar ik zal haar ook klaarmaken voor die o zo mooie maar soms bikkelharde wereld. Ik zal haar soms venijnig en hard vanachter moeten neerhalen als een vieze back, of moeten uitschelden als een nare supporter. Ik zal in de tuin partijtjes met haar moeten spelen in de regen, haar moeten laten struikelen over polletjes of moeten laten schaven over kunstgras. Soms zal ik haar zelfs even moeten laten vlaggen. Voor het gevoel. En dan, als zij daar echt klaar voor is, zal ik haar kennis laten maken met laffe thee, AA-drink en bier. Met stinkende kantines en smerige kleedkamers zonder spiegel. Met broodjes bal, Hollandse knijters en You’ll never walk alone.
Ik zal zorgen dat het geen keuze wordt, maar een logisch gevolg.
Alles zal moeten samenvallen op dat ene moment op een willekeurige zondagavond waarop ze zal zeggen: “Pa, ik wil op voetbal.” Ik zal zeggen: “Is goed meid. Ik zal je inschrijven”, maar eigenlijk zal ik dat allang hebben gedaan.
Daarna zal ik haar steunen, haar voetballeven lang. Hoe goed of slecht ze ook is. Ik zal juichen voor haar op veld 1, maar ook op veld 6. Maar nooit, echt nooit, zal ik haar ergens toe verplichten. Haar dwingen om op voetbal te gaan. Want hé, ze is m’n dochter. Ik ben gelukkig als zij dat is.