John is zo’n typische mooiweervoetballer

Bron: www.dekelderklasse.nl

JOHN (L) ZON

John is zo’n typische mooiweervoetballer

John is zo’n typische mooiweervoetballer

“Gasten, kom op man! Zij kunnen er he-le-maal niks van!”

“Kom op, man!” probeert John nog eens. Maar er volgt niks. Geen argument. Geen sterk betoog. Geen prachtige en filmische motivatiespeech die zijn medespelers op doet beuren. Niks. Hij valt stil. Het is de aanvoerder die het woord overneemt: “John, ga toch zitten man.” John gaat zitten en zwijgt.

Dit is John in een notendop. John is zo’n typische mooiweervoetballer. Zo eentje die je alleen hoort wanneer de zon hoog aan de hemel staat, maar in de winter niet ziet, omdat -ie last heeft van z’n hamstrings. Waar winkels gooien met 30 procent korting als de zon een keer schijnt bij 30 graden, gooit de mooiweervoetballer er 30% extra energie uit tijdens een voetbalwedstrijd. Dat is dan nog altijd maar 60% inzet bij elkaar, maar het is meer dan wanneer de zon niet schijnt. Want als de zon weer eens wissel zit, de wind snijdt over de bijvelden, koude spieren kouder worden en botten brozer, vingers afsterven op het veld omdat handschoentjes dragen iets is voor zwarte pieten en alpineskiërs en voetballers zich op alle mogelijke manieren warm proberen te houden terwijl ze de tijd met pijn en moeite volmaken richting dat bakkie matige thee, is de mooiweervoetballer in geen voetbalvelden of wegen te zien. Dan zit –ie thuis. Tegen z’n verwarming. Met een bakkie zelfgemaakte zoethoutthee.

Soms komt –ie wel op koude trainingsdagen. Dan herken je ‘m aan een in z’n kraag gedoken chagrijnige kop die wat sjokkend staat te mopperen op het veld, met z’n handjes diep in de mouwen gestoken. In het weekend is de kans groot dat hij buiten stapt met handschoentjes, een kolletje en een zwarte maillot van z’n vriendin die hij heeft opgetrokken tot aan z’n navel. Hoewel hij zo Hollands is als het broodje bal speciaal van de kantinejuffrouw, gedraagt hij zich vreemd genoeg het hele jaar door alsof -ie zo uit de Caribische zee is komen wandelen. Hij is van de korte sprintjes, de hakjes, de overstapjes. Van de gelhaartjes uit de gele gelpot en de gekleurde ingevette schoentjes van veertig euro.

De mooiweervoetballer verkeert in ons land eigenlijk altijd in zwaar weer. Hij staat er niet goed op bij zijn medespelers en moet opboksen tegen de fanatiekelingen. Tegen de lelijke voetballers die strijden om ieder punt en nog steeds trainen voor wat ze waard zijn. Tegen de beukers en schavers die geen training, wedstrijd, enkel of knie laten schieten. En dan is er ook nog ons klimaat dat veel lijkt op de uitslagen in de Kelderklasse: er is geen pijl op te trekken wat de uitslag van buitenradar gaat zijn voor het weekend en zo weet de mooi-weer-voetballer dus nooit wanneer –ie zich moet afmelden.

Z’n teamgenoten kunnen zeiken wat ze willen over z’n afwezigheid of halve bak inzet, de mooiweervoetbbaler accelereert gewoon niet op temperaturen onder de 10. En dat is heel normaal, iedere voetballer heeft zijn lievelingsweer: de zager en keeper gedijen het best bij zeiknatte velden vol plassen, de aanvallende loper aan de zijkant op zonnig en lichtvochtig lenteweer, voor de back is er eigenlijk geen verschil en de mooi-weer-voetballer? Tja, zijn motor hapert nu eenmaal als het koud is, als een diesel die maar niet op gang wil komen. In de winter piept en kraakt –ie als een oude vouwfiets. Hij is als een prachtige moderne, maar niet-gebeitste tuintafel; als –ie buiten blijft staan, is de kans op verrotting groot.

Een klein beetje respect dus, voor deze zonnekoning. Voor de man die 90 minuten lang zijn broekje schoonhoudt, omdat een sliding niet in zijn woordenboek staat, terwijl -ie wel vaseline op zijn knieën smeert, omdat dit “zo mooi glimt”. Onze mooiweervoetballer pakt namelijk alles mee van wat voetbal zo mooi maakt: mooi weer, voetbal op echt gras, zonnen naast de wisselbank, een voldaan gevoel na het eerste sprintje, omdat de eerste zweetdruppel al zichtbaar is, bier buiten de kleedkamer, bier buiten de kantine, bier op het hoofdveld en schaafwonden, niet van de wedstrijd, maar van de fietsrit naar huis. Eigenlijk worden we allemaal het liefst wakker met kater, schaafwonden en verbrande kop en de mooiweervoetballer begrijpt dat het best.

Dus ook al zie je ‘m een half seizoen niet. Vind je ‘m de zielepoot, de droeftoeter, de jankbal van het elftal. De baklap, de mietekop, de sneue baas. De man die ‘s avonds een vent is, maar ‘s ochtends een zielige kleuter; de zomertoernooitjes zal je gegarandeerd met hem winnen. Ook in de derde helft. Dat is ook wat waard.