Waarom alle keepers werkelijk knettergek zijn
1. Niemand wil keeper zijn
Niemand wil keeper zijn, zelfs keepers niet. Let maar eens op bij de training, zodra ze een kans krijgen om te voetballen grijpen ze die met beide handen aan. Keeper zijn is een eenzaam vak en niemand is graag eenzaam. Keepers zijn meestal de slechtste voetballers die gedwongen in het doel zijn verdwenen. Om toch nog ergens bij te horen hebben ze dit maar geaccepteerd.
2. Ze juichen alleen
Een doelpunt vier je als team, behalve de keeper. Deze clown rent vaak als een gek in zijn doelgebied om een treffer te vieren. Of ze gaan van gekkigheid in hun eigen gebiedje op de grond liggen rollen. Eigenlijk is dit puur een schreeuw om aandacht, aandacht die ze overigens nooit krijgen.
3. Keepers doen hun eigen warming-up
Keepers lopen vaak tien minuten eerder het veld op voor hun eigen, merkwaardige, warming-up. Ze onttrekken zich al voor de wedstrijd aan het teamgevoel, maar waarom? Niemand die het weet. Ze doen niets bijzonders en ze gaan ook niet langer door. Een keeper gaat gewoon weer tien minuten eerder de kleedkamer in om vervolgens koud aan de wedstrijd te beginnen. Rare jongens dus.
4. Ze schreeuwen veel onzin
Vanuit dat kleine gebiedje invloed uit proberen te oefenen op het verloop van de wedstrijd is kansloos, toch willen ze het. Het ene na het andere cliché schreeuwen ze over het veld. Probleem met keepers is dat ze vaak geen kaas van voetbal hebben gegeten en dus is de kans dat er wat nuttigs uitrolt vrij klein.
5. Ze geven nooit zichzelf de schuld
Keepers maken blunders, zeker in de Kelderklasse. Maar is het je wel eens opgevallen hoe een keeper reageert na zo’n fout? Ze kijken nooit direct naar zichzelf. Of ze schreeuwen woedend tegen ploeggenoten of ze kijken bijvoorbeeld naar een polletje in het kunstgras. Zelfreflectie is menig keeper vreemd.