Bron: www.dekelderklasse.nl
Marcel, onze back, weet wat –ie kan: helemaal niks
Marcelo heet –ie. Van Real. Die rechtsback met die hipsterbaard op z’n hoofd, weet je wel. Ik word dus altijd onrustig als ik zo’n jongen zie rennen. Zo’n vent die als een F’je zo blij dendert over het veld van hoekvlak naar hoekvlag, veel te snel en handig is met een bal met een veel te perfect getimede sliding, een bereconditie, een belachelijk strakke en met liniaal afgemeten voorzet en meerdere tegenstanders in z’n broekzak. Een moderne back noemen ze z’n vent. Allemaal hartstikke mooi om te zien, zo’n moderne back, maar van mij mogen moderne backs heel snel gaan douchen.
Begrijp me niet verkeerd, ik ben best voor vernieuwing in het voetbal; af en toe een nieuwe bal is wel zo prettig. Of nieuwe kalklijnen. Nieuwe schoenen ook. Maar doe effe normaal met je moderne back. Ik word al moe als ik naar zo’n vent kijk. Zo’n irritant kwispelend kefhondje dat aan de lijn zit, maar overal bij wil zijn. Hij wil verdedigen, maar moet ook voorzetten geven. Hij wil slidings maken, maar ook slidings ontwijken. De moderne back is zijn taak volledig kwijt. Hij rent te veel, moet te veel, wil te veel.
Als Marcelo bij ons mee zou doen, zou –ie gewoon Marcel heten, ouderwets achterin aan de zijkant spelen en normaal doen.
Want Marcel houdt niet van fratsen. Fratsen zijn te ingewikkeld. Geef Marcel de bal en het leer vliegt naar voren, over de zijlijn of wordt veilig teruggespeeld naar de keeper. Soms te kort, soms te hard, maar altijd met de beste bedoelingen en altijd met excuses erachteraan. Marcel weet namelijk wat –ie kan: helemaal niks. Hij is er niet voor het voetbal. Hij doet mee omdat ’t zo vreemd lijkt als –ie altijd alleen maar aanwezig is tijdens de derde helft. Toch kun je op Marcel bouwen. Kun je van Marcel op aan. Tijdens de wedstrijd omdat die positie dan is ingevuld. En na de wedstrijd omdat Marcel tickets heeft voor een concert. Marcel wil dat het liefst tijdens de pot al vertellen, maar dan is iedereen aan het voetballen. Dus doet –ie maar mee. Marcel is wat je noemt een ouderwetse back.
Marcel doet niet aan knijpen, want hij weet niet wat dat is. Marcel gaat niet mee naar voren, omdat –ie denkt dat –ie niet over de middenlijn mag volgens de spelregels en Marcel geeft als je geluk hebt maar één crossbal per pot, vaak op de materiaalman die nietsvermoedend de bal op z’n achterhoofd krijgt, áls Marcel ‘m lekker raakt. Soms zaagt Marcel een buitenspeler door midden. Plaatst -ie z’n voet per ongeluk op een scheenbeen of enkel. Maar dat kun je ‘m niet kwalijk nemen. Marcel is namelijk een dienende speler die altijd voor iedereen klaarstaat. Vaak op de verkeerde plek, vaak te laat, vaak traag als dikke stront door een verstopt doucheputje, maar dat is allemaal oké. Want Marcel herstelt zich altijd. Dorst? Marcel haalt een biertje voor je. Schilder nodig? Marcel neemt z’n eigen kwasten mee. Stomdronken? Marcel draagt je. Marcel is die dragende speler, die klusjesman, die steunpilaar van het team in de derde helft, die ouderwetse back zonder enig balgevoel en zonder enig ritme. Maar ritme heeft deze back niet nodig; ritme is voor muzikanten, bij de ouderwetse back heeft er überhaupt nooit muziek in gezeten.
Ik vind modern voetbal maar ingewikkeld. Veel te snel. Veel te soepel. Laat ons onze antihelden behouden. Zet ze achterin neer en heb ze lief. Verzorg ze alsof ze een boom zijn in onze achtertuin. In onze klasse hoeft achterin geen Alvés te staan. Geen Alba, Sandro of Marcelo. Marcel volstaat. Gewoon Marcel. Een back zonder poespas: lelijk, maar in zijn puurste vorm.
Pamper ‘m daarom. Koester ‘m. Knuffel ‘m. Spreek lovende woorden over je back en geef ‘m schouderklopjes. Want voor je ’t weet gaat –ie mee naar voren. Dat moeten we niet willen.
Houd toch allemaal je ouderwetse back.