Bron: www.dekelderklasse.nl
De eerste kantinesnack die bij je opkomt. Nu.
Ik heb een zwak voor die laatste snacks.
Neem nou de bamischijf. Een snack die moet vechten om aandacht. Om gegrepen, gedept en gegeten te worden. Om ‘m heen worden snacks weggerukt, maar hij blijft liggen. Eenzaam en alleen. Ik heb met ‘m te doen. De laatste wil je nooit graag zijn. Ik word niet graag als laatste gekozen, ga nergens graag als laatste naar buiten en eindig niet graag op de laatste plaats. De laatste draagt de naam van het sukkeltje, de prutser, het kneusje. Noem één voorbeeld waarbij laatste wel positief klinkt. Het laatste biertje? Had je nooit moeten drinken. De laatste trein? Mis je altijd. Laatste man? Veel te veel koppen. De laatste is de dikste, de traagste, de lelijkste van de groep. De rodelantaarndrager. De degradant. De laatste snack is als dat team dat niet meetelt, hoe hard het ook zijn best doet.
Andersom is de degradant de bamischijf van de competitie; een prima team op het eerste gezicht, een stel frisse aardige jongens die hun mannetje wel staan als het om een goed gesprek gaat en die best een aardig balletje kunnen trappen, maar juist daar is het probleem: op het veld win je het niet met een aardig balletje trappen. Op het veld zijn frikandellen nodig; lompe gasten die de mouwen opstropen, zonder nadenken de beuk erin gooien met een dot mayo. Of withete bitterballen die zo fel zijn dat het vlees er van boven uitkomt. Van die ballen die angst inboezemen. Met een bamischijf win je de schaal niet. Of met een nasischijf. Met hun keurige krokante jasjes. Met hun zogenaamd gezonde Indische vullingen van rijst of bami en groenten. Het zijn van die snacks die er verloren bij lopen, omdat ze zelf ook niet weten hoe ze zich moeten gedragen. In welke vorm ze zichzelf moeten verkopen: als schijf, als blok of als bal. Ze proberen alles uit, maar staan nog steeds stijf onderaan.
Wij Kelderkoningen houden niet van keurige snacks in de kantine. Doe ons gewoon een simpel delletje met een schep mayo. Of het vlees van een bitterbal dat zich vanuit onze mond een weg naar beneden baant, waardoor we heel de avond met onze kin in een glas bier hangen om te koelen en de volgende dag nog aan een brandblaar op onze lip kunnen voelen dat het weer een topavond was. Wij houden van de simpele kroket, de burger, het balletje uit de jus. Niet van iets met groente. De bamischijf is altijd de verliezer van de avond.
En toch ligt –ie daar. Te rillen van de kou. Clubs fuseerden, kantines werden gemoderniseerd, grasvelden werden kunstgrasvelden, maar de bamischijf bleef. En misschien is dát wel de kracht van de laatste snack: weten dat je slecht bent, iedere week met dubbele cijfers op je kloten krijgen, iedere week net iets te weinig man hebben en tóch doorgaan. De bamischijf als de Kelderklasser van het bruine fruit: lelijk en prachtig tegelijk.