Bron: www.dekelderklasse.nl
Je kunt van ons Kelderklassers veel zeggen maar zelfreflectie hebben we écht niet. We zijn wel kritisch op onszelf, maar leren er domweg niet van. Geeft ook niet, want dat hoort er allemaal bij. Wat is immers een Kelderklasser met een ruggengraat? Hier vijf dingen die we onszelf iedere week weer wijsmaken.
1. ‘Dit weekend ga ik de avond voor de wedstrijd eens een keertje rustig aan doen.’
Toen je afgelopen zaterdagochtend weer brak als een otter met je armen over het stuur van je fiets twee croissantjes aan het wegspoelen was met een pakje Optimel, bedacht je je dat het eens een keer afgelopen moest zijn met dat gezuip voor de wedstrijd.
Eenmaal op het veld, werd dat idee bevestigd. Iedere stap deed pijn in je bovenkamer en je pens klotste van het maagzuur. Zo kon het niet langer, toch? Want je was niets waard, toch? Of viel het wel mee? Ach, het viel ook wel mee, zeg je deze vrijdagavond tegen je zelf, terwijl je met je armen over het stuur van je fiets richting de kroeg fietst.
2. ‘Na de winterstop ga ik twee keer in de week trainen’
Voor de zomerstop zei je hetzelfde, maar in de tussentijd heb je afgelopen seizoenshelft in totaal drie keer op de woensdag tegen een bal aan getrapt. Dat is een gemiddelde van één keer per vier weken. Vergelijkbaar met de menstruatiecyclus van je vriendin.
Nu je echter op de weegschaal staat, zie je dat je inderdaad een kilootje of negen bent aangekomen sinds het laatste moment dat jij je in je veel te kleine Real-shirtje van Luis Figo hees. Aankomende februari ga je écht, beloof je jezelf, maar dan kom je erachter dat je nog geen nieuwe voetbalschoenen hebt. Die zijn pas in mei in de aanbieding. Kun je net zo goed dan beginnen.
3. ‘Vandaag blijf ik eens wat minder lang in de kantine hangen’
Twee weken geleden was het tien uur en ging je achterop bij Hendrik omdat je ervan overtuigd was dat je je fietsensleutel over de kantine heen kon gooien. Dat kon je niet. Vorige week besloot je om negen uur ’s avonds via de schouders van Ben op het dak van de kantine te klimmen om die sleutels er weer af te halen en sprong je vanaf daar in een rhodondendron, waardoor je voorover kieperde en je gezicht openhaalde.
Vandaag kijk je in de kleedkamerspiegel en zie je de korsten nog zitten. ‘Ik drink één biertje,’ zeg je tegen Bram, waarmee je richting de kantine loopt. Hij glimlacht en knikt bevestigend. Datzelfde doet hij wanneer jij die avond om acht uur besluit om zoveel mogelijk bitterballen tegelijk in je mond te doen.
4. ‘Aankomende wedstrijd ga ik me eens wat minder opwinden’
Normaal gesproken ben je de rust zelve, maar zodra je een stap over die witte kalklijnen zet, verander je in een woesteling die bij ieder wissewasje moord en brand krijst. Krijg je de bal links in plaats van rechts, dan is je teamgenoot een blinde klootzak, maar zodra jij de bal niet helemaal zuiver speelt is hij een klootzak die niet op zijn voorvoetjes loopt. De vlagger is een ellendeling omdat ‘IK TOCH NIET?’ en de scheids heeft het iedere keer bij het verkeerde eind.
Deze week besluit je je mond dicht te houden, want het is ten slotte maar voetbal. Over voetbal gesproken, welke VOLSLAGEN IDIOOT HEEFT DIE BAL NIET OPGEPOMPT!?
5. ‘Ik was afgelopen wedstrijd best goed’
Er zit een heel verschil tussen zelf voetballen en een voetbalwedstrijd kijken. Ze zeggen weleens dat de beste stuurlui aan wal staan en dat is ook gewoon zo.
Want terwijl jij denkt dat je de ene na de andere vliegensvlugge kapbeweging maakte, een vijftal dodelijke steekpassjes door de verdedigende linie hebt gegeven en de hele wedstrijd op de brommer zat, zien anderen een logge middenvelder die constant de ruimtes dichtliep, een bal zo hard tegen een tegenstander aanschoot dat hij gunstig viel voor de spits en de draaicirkel van een vrachtwagen heeft. Op de brommer zat je overigens ook niet. Je was met de fiets, met twee lekke banden.