Bron: www.dekelderklasse.nl
Iedere week schrijft Dion van Meel een ode aan de Kelderklasse. Aan onze onvoorwaardelijke liefde voor knollenvelden, harde ballen en bier. Van Meel staat aan de zijlijn en geeft commentaar. ’t Zit ‘m in de details. Deze week: een Ode aan de Kou.
“Man man man, wat is het koud. Tering, ’t is koud, man! Pfff, koud hè?!”
Het is weer zover: de tijd van klagen is gekomen. De komende tijd zullen onze ballen er weer afvriezen, onze klauwen afsterven en onze bevroren stijve tepels door onze voetbalshirts prikken. Alleen maar omdat we zo nodig tegen een bal moeten trappen en contributie hebben betaald voor een heel voetbalseizoen. Het is niet anders. We zullen iedere week mopperend en godverend onze voetbaltas moeten pakken voor een pot voetbal in ijzige kou. We zullen op harde of modderige velden moeten staan, bibberend, stinkend naar tijgerbalsem en aftellend naar de winterstop. Om na de winterstop maar te hopen dat de opwarming van de aarde haar werk heeft gedaan.
Voorlopig moeten we het hier effe mee doen. Met een kou die langs onze oren snijdt en een wind die dwars door het textiel van onze voetbalshirtjes jaagt. Dan kunnen we maar beter proberen te genieten. Dat wil overigens niet zeggen dat je een muts op mag doen tijdens de wedstrijd. Nee, echt niet. Op een training: oké, maar tijdens een wedstrijd doe je dat gewoon niet, al ben je nog zo kaal; we willen verdomme aan de damp op elkaars kop kunnen zien dat we wat hebben gedaan. En dat de Sint in het land is, wil niet zeggen dat jij zo nodig Zwarte Piet moet gaan spelen. Dus: uit, die maillot. Doe normaal man. Brazilianen mogen voetballen met een maillot aan, omdat zij voetballen als ballerina’s: sierlijk. Elegant. Met stijl. Maar jij bent geen ballerina. Jij bent een stalactiet, zo’n ijspegel die met z’n kop naar beneden hangt, leunend met z’n handen op z’n knieën omdat -ie net z’n eerste sprintje heeft getrokken en nu loopt te janken omdat die kou op z’n adem is geslagen.
De eerste oplossing dan maar: neem een paar shotjes Russische meuk vóór en tijdens de pot. Het gaat je totaal niet helpen om het warm te krijgen, al denk jij dat eerste shotje misschien van wel, maar het is een keer wat anders dan ijskoud water uit een bevroren bidon.
De tweede oplossing: ren. Een wedstrijd lang. Als een verdwaalde marathonloper. Als een blind op hol geslagen paard. Ik weet het: het is niet wat je wil. Maar ren voor je leven. Alleen maar om te dampen. Te zweten. Te hijgen. Of je nou spits, keeper, vlagger, waterdrager, derde wissel of verdwaald toeschouwer bent: ren. Alles voor een warme adem. Een warme kop. Een warm lichaam. Sta niet stil, maar spring, vecht, dans, werk en ga kapot. Ren voor ballen die niet worden gegeven. Ren het veld uit naar een ander veld en weer terug. Schreeuw niet naar een teamgenoot maar ren in volle snelheid naar ‘m toe om het in zijn oor te fluisteren. Hij zal die warmte in z’n oor heerlijk vinden en jij zweet je kapot.
Alleen zo kunnen we die ellende aan. Die kwelling van de kou. Die misère van een bevroren balzak, afgestorven tepels en een gekrompen jongeheer. Dat leed van koude handen verstopt in de mouwen van een te dun voetbalshirtje, het gevoel van een bal op ons oor en hamstrings die aanvoelen als half afgebroken schoenveters.
Blaas voor je begint effe in je handen, wrijf op je benen, stop je handen in je mauwen, spring een keer op en neer, en ren. Verdien die rust. Verdien dat gesmolten plastic bekertje gevuld met gloeiendhete thee en een roerstaafje erin dat je niet eens kunt vasthouden omdat je geen gevoel meer hebt in je handen. Verdien die loeiende verwarming van een meter breed in de kleedkamer waar je met z’n zessen tegenaan staat te leunen. En verdien die hete douche na de pot. Die heerlijke, alles goedmakende gloeiendhete douche. Douche een uur, warm op, zweet na in de kleedkamer, drink 6 ijskoude pilsjes. En geniet.
Kom op. Ga nou maar gewoon. Neem een slokkie en duik die kou in. Zeik, jank, klaag, knies, brom, bid en godver, maar ga. Door die kou voel je dat je leeft. Je tepels, ballen, tenen, oren en vingers zijn afgestorven, maar jíj leeft.
Tenzij je die hele fles hebt opgezopen.