Bron: www.pzc.nl
VIDEOHet amateurvoetbal is in Nederland overal anders, maar tegelijk overal een beetje hetzelfde. Die universele schoonheid mag wel wat vaker bezongen worden, zeker in De Week van het Amateurvoetbal. Daarom: een poging daartoe.
© frank uijlenbroek
Zoiets als kleedkamergeluk hoef je eigenlijk niet uit te leggen. Omdat de humor en de mores zich lastig laten vatten in geschreven zinnetjes, maar vooral ook omdat het iets totaal vanzelfsprekends heeft.
Iedereen die ooit gevoetbald heeft, en die ooit in een kleedkamer heeft gezeten, herkent de onbetaalbare dynamiek van jongens (en/of meiden) onder elkaar. De stilte na een nederlaag. De adrenaline vooraf. De vrolijkheid van drie punten en lang zullen we leven. Maar ook: de slechte grappen. De taal onderling. De stille types en de praatjesmakers. De biertas na afloop.
Amateurvoetbal is in Nederland zo vanzelfsprekend, dat we er amper bij stilstaan hoe uniek ons voetballandschap is.
Het amateurvoetbal heeft heel veel van dat soort universele, voor iedereen herkenbare schoonheden. Voetbalkantines hebben overal in Nederland hun eigen wetten, hun eigen interieurkenmerken en hun eigen clichés. De stem van John de Bever klinkt er altijd en overal. Vrijwel alle kantines in Nederland hebben een klein vettig hokje dat we ‘snackloket’ noemen.
Clubgrensrechters? Het zijn van Winschoten tot Terneuzen ongeveer dezelfde types. Ballenhokken? Overal te herkennen aan die typische geurcocktail van zweet, kunstleer, gras, rubber en ongewassen hesjes. Voetbalvaders? Je herkent ze meteen.
Nederland is een ongeëvenaard rijk voetballand, met bijna drieduizend amateurclubs, vrijwel letterlijk te vinden in elke stad, elke wijk en elk dorp. Er zijn ook grote verschillen natuurlijk. Een dorpsclub in Drenthe laat zich moeilijk vergelijken met een multicultureel volksclubje uit Rotterdam-West.
Bolwerkjes
We hebben zaterdag- en zondagvoetbal, katholieke clubs en protestantse, arbeidersverenigingen en elitaire bolwerkjes, oude poldervelden en hypermoderne sportcomplexen. Maar onmiskenbaar bestaat er zoiets als ‘de cultuur van het Nederlandse amateurvoetbal’, die onvergelijkbaar is met bijvoorbeeld het Engelse grassroots, of het Italiaanse calcio amatoriale.
Rijd maar eens over de provinciale wegen van pakweg Dordrecht naar Hoorn, bij voorkeur op een zaterdag. Overal wordt gevoetbald. Overal doemen velden op in het landschap. Geen wonder ook: geen land ter wereld heeft een grotere dichtheid aan amateurvoetballers en amateurclubs.
De KNVB telt ongeveer een miljoen (!) geregistreerde voetballers. Tel daar ouders, familie, oud-spelers, vrijwilligers, sponsors en bestuurders bij op: het is niet overdreven te stellen dat half Nederland wel eens bij een amateurvoetbalclub komt. We hebben een unieke verenigingscultuur bovendien, in voetbal én in andere sporten, diepgeworteld in het sociaal-maatschappelijke leven.
Uiteraard gaat er nog genoeg mis. Agressie is in sommige regio’s en bij een aantal verenigingen een serieus probleem. Volgens de laatste tellingen worden er jaarlijks grofweg duizend wedstrijden gestaakt, wat neerkomt op grofweg één op de zevenhonderd wedstrijden. Verschillende campagnes van de KNVB en overheden hebben de bewustwording vergroot, maar elk incident is er één te veel.
Voetbalpiramide
Er is de laatste jaren veel discussie over de zogenoemde voetbalpiramide. Het traditionele zondagvoetbal heeft het in veel regio’s moeilijk. Clubs hebben het steeds lastiger om genoeg vrijwilligers te vinden. Al dat kunstgras is tamelijk ongezond en milieuonvriendelijk.
‘Niets is mooier dan het F-jes voetbal’
Geen land ter wereld heeft een grotere dichtheid aan amateurclubs.
Het wordt een steeds grotere uitdaging om jonge mensen te blijven interesseren voor het verenigingsleven, met alle verleidingen en afleiding van nu. Te veel kleinere clubjes verdwijnen of zijn al verdwenen, vaak opgeslokt door gedwongen fusies. Er zijn genoeg verhalen over amateurclubs met fout geld, opgepompt in korte tijd, en daarna treurig ten onder gegaan.
Maar het Nederlandse amateurvoetbal is óók iets om domweg te koesteren. In Engeland had je al ‘Non League Day’, waarop voetbalfans een bezoek brengen aan clubs in de onderste regionen. Ook Duitsland heeft al jaren een amateurvoetbaldag. En nu is er de Week van het Amateurvoetbal, een initiatief van de Persgroep-kranten en SANTOS Magazine.
Amateurvoetbal is in Nederland zo vanzelfsprekend, dat we er amper bij stilstaan hoe uniek ons voetballandschap is. In Engeland, Italië of Spanje moet elke club vaak zijn eigen veldje of park zien te regelen. Wij hebben overal gemeentelijke sportparken, met keurig aangelegde velden, en gemeentemannetjes die het gras aanharken. Gemeentes betalen mee aan nieuwe (kunstgras-)velden.
Logisch ook: het is een nationaal tijdverdrijf dat alle culturele en maatschappelijke verschillen overstijgt. Op het amateurvoetbalveld tref je jong en oud, arm en rijk, autochtoon of allochtoon, kriskras door elkaar. Steeds meer meisjes en vrouwen voetballen, sterker nog: meidenvoetbal is de snelst groeiende sport die er is.
Agressie
Ook daarom is het zo gek dat je er zo zelden over in de krant leest. Op regionale en lokale schaal wordt amateurvoetbal nauwgezet gevolgd, maar landelijk is het pas nieuws als het misgaat. Alleen een vechtpartij haalt doorgaans de voorpagina. Talrijk zijn de verhalen over onveiligheid of agressie langs de lijn.
Dat is niet per se onbegrijpelijk, excessen zijn nu eenmaal sneller ‘nieuws’ dan alledaagse zaken. Maar in de dik dertig jaar dat uw auteur voetbalt, is het aantal incidenten op één of hooguit twee handen te tellen. Elk weekeinde worden er vele duizenden wedstrijden gespeeld: het overgrote merendeel verloopt zonder enig noemenswaardig probleem.
Daarom is zo’n ode geen overbodige luxe. We zijn het in Nederland stilaan normaal gaan vinden dat de cornervlaggen klaarstaan. Dat mini-pupillen al in keurige tenuetjes lopen met de plaatselijke slagerij erop. Dat de kleedkamers schoon zijn. Dat wedstrijden op tijd beginnen. Dat er een scheidsrechter is, dat de uitslag netjes wordt geregistreerd, dat er een voetbal-app is waarop je alle standen kunt lezen.
Maar dat is helemaal niet zo normaal. Het is prachtig en uniek in de wereld. Leve de hobby van half Nederland.